Samenvatting van resultaten uit een onderzoek over ouderen en ouder worden in Nederland
Prof. Dr. Sabine Otten (Rijksuniversiteit Groningen), in samenwerking met Anjo Geluk en Joop Belderok* (Stichting Denktank 60+ Noord), 1 februari 2015
De demografische structuur van Nederland en andere Westerse industrielanden is veranderd. De groep van ouderen (hier gedefinieerd als mensen van 60 en ouder) wordt in toenemende mate de grootste groep in de hedendaagse maatschappij.
Deze ontwikkeling gaat niet samen met een stijgende zelfverzekerdheid en waardering van deze groep binnen de samenleving. De beeldvorming met betrekking tot ouderen is ambivalent en bevat zowel positieve als negatieve aspecten. De negatieve aspecten lijken tenminste psychologisch gezien belangrijker te zijn; zo is een veel gevonden onderzoeksresultaat dat ouderen zich maar matig identificeren met hun leeftijdsgroep. Dit heeft wederom mogelijk consequenties voor onder andere het welzijn en de toekomstige beeldvorming van ouderen.
Om in dit kader specifieker te kijken naar de situatie van ouderen in Nederland, hebben we in de zomer van 2014 een online-enquête opgezet en verspreid. Doel van het onderzoek was om een eerste overzicht te bieden van de beeldvorming van en over ouderen, hun binding met de eigen leeftijdsgroep, hun welzijn, en de samenhangen tussen deze psychologische variabelen.
In totaal hebben ruim 270 respondenten met een leeftijd tussen 61 en 86 jaar de vragenlijst ingevuld. Er is uit deze data een aantal opmerkelijke bevindingen naar voren gekomen:
- Allereerst valt op dat ouderen aan hun eigen (leeftijds)groep weliswaar iets duidelijker positieve dan negatieve kenmerken toeschrijven, maar dat ze verwachten dat jongere volwassenen dit precies omgekeerd zullen doen. In feite is men dus pessimistisch wat de beeldvorming over ouderen in de huidige maatschappij betreft en vertoont men ook zelf geen uitgesproken duidelijk optimisme.
- Daarmee gaat samen dat er weinig identificatie met de groep 'ouderen' is. Men ziet zich niet als typische oudere en vindt de groep ouderen niet belangrijk voor het eigen zelfconcept. Tegelijkertijd – ook al is ook hier het gemiddelde relatief laag – is er een neiging om te betreuren bij de ouderen te horen en vindt men zich beter bij jongeren (mensen jonger dan 50 jaar) passen.
- Hoe ouder men is des te vaker gaat men zich identificeren met de groep ouderen, en ook hoe minder gezond iemand is des te hoger de identificatie. Dit suggereert dat de negatieve kenmerken van het beeld van ouderen door hun zelf geïnternaliseerd worden. 'Oud' zijn wordt geaccepteerd als het niet meer anders kan.
- Beeldvorming lijkt een belangrijke factor niet alleen wat de ouderen-identiteit betreft, maar ook voor hun emotioneel en sociaal welzijn. Vooral het positieve eigen beeld van de groep ouderen en het veronderstelde positieve meta-beeld van ouderen hangt duidelijk samen met deze aspecten van welzijn. Andersom betekent dit dat een gebrek aan positieve beeldvorming door de ouderen zelf en ook zoals gesignaleerd door hun jongere omgeving, het psychologische welzijn kan belemmeren.
- Interessant is tenslotte de samenhang tussen aspecten van welzijn en de binding van ouderen aan hun leeftijdsgroep. Zoals gezegd lijkt deze binding vaak samen te gaan met een slechtere fysieke gezondheid – men kan niet langer ontkennen oud te zijn. Het zich identificeren met de leeftijdsgroep valt dan samen met een soort overgave en het instemmen met de stereotypisch aan deze groep gekoppelde kenmerken – positief én negatief. Maar een analyse waarin de effecten van fysieke gezondheid uitgefilterd zijn laat ook nog een andere kant zien: hoe meer men afstand neemt van de eigen leeftijdsgroep en zich meer op de jongere leeftijdsgroep oriënteert, des te minder gelukkig en tevreden men zich voelt. Afstand nemen lijkt dus geen overtuigende strategie om met de aan het ouderdom verbonden dreigingen om te gaan.
Een vraag die uit deze bevindingen voortvloeit is: onder welke omstandigheden kunnen oudere volwassenen tot een positieve identificatie met hun leeftijdsgroep komen, gekenmerkt door een duidelijk gevoel van eigenwaarde en zonder dat ze een klakkeloos maatschappelijke stereotypen over ouderen overnemen. Uit onderzoek naar culturele diversiteit blijkt dat het voor groepen die maatschappelijk met negatieve beelden geassocieerd worden belangrijk is welke ideologieën instellingen, overheid en media communiceren over de waarde van specifieke groepen binnen het grotere geheel. Dit zou ook voor de situatie en eigenwaarde van ouderen een belangrijke schakel kunnen zijn.
Het huidige onderzoek is zeker niet representatief met overwegend hoog opgeleide en uitsluitend zelfstandig wonende deelnemers. Maar het laat wel opmerkelijke samenhangen tussen de gemeten concepten zien. Een volgende stap moet zijn het verder verdiepen van deze kennis. Belangrijke stappen voor de toekomst zijn de uitbreiding van de steekproef, het streven naar longitudinale designs of het experimenteren met interventies ter ontwikkeling van een positieve ouderen-identiteit. Zeer wenselijk is het bovendien om in meer kwalitatief onderzoek meer de diepte in te gaan en zo een genuanceerder beeld te kunnen schetsen van ouderen in Nederland en hun identiteit. Maar ook al op basis van de huidige data kunnen we stellen dat zowel beeldvorming als identificatie met de leeftijdsgroep belangrijke schakels kunnen zijn als het gaat om het welzijn van ouderen in de hedendaagse maatschappij.
* tot 01/08/2014