Column van Geesje Nijhof
Herman is 76. Hij heeft een paar moeilijke jaren achter de rug.
Zijn vrouw overleed drie jaar geleden aan corona. Hij had niet goed afscheid van haar had kunnen nemen. Het ging toen allemaal razendsnel. Ze werd ziek, koorts hoesten en steeds benauwder. Ze werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht en een dag later werd ze in coma gebracht op de intensive care. Hij besefte toen niet dat dat eigenlijk al het moment van afscheid was. Toen ze zo slecht was dat ze ging overlijden mocht hij haar nog een keer zien, hij uitgedost in beschermingspak en zijn vrouw verbonden aan slangen en apparaten. Een echt afscheid was er niet.
De scherpste randjes van het gemis zijn er wel af na drie jaar, maar die enorme leegte bij hem blijft. Meer dan 50 jaar deelden ze lief en leed en waren aan elkaar verknocht, vergroeid kun je wel zeggen. Helaas kwamen er geen kinderen. Daar konden ze zich na verloop van jaren bij neerleggen. Als kinderloos echtpaar waren ze heel actief in het dorp. Zijn vrouw als vrijwilliger in het verzorgingshuis en actief in de vrouwenvereniging. En hij besteedde naast zijn werk als leraar veel tijd aan zijn grote hobby biljarten. Hij was echt een topspeler en won vele prijzen. In de biljartclub had hij veel vrienden. Na zijn pensionering gaf hij ook nog regelmatig gastlessen op een MBO school en haalde daar veel plezier uit. De kinderen van familie en ook de kinderen uit de buurt kwamen regelmatig bij hun over de vloer. En Herman was altijd bereid geweest een hand uit te steken als iemand hulp nodig had.
En toen ...
kwam corona, alles veranderde. Voordat zijn vrouw ziek werd sloegen ze zich samen goed door de lockdown periode heen, immers ze hadden elkaar. Maar na haar dood veranderde er iets bij Herman. Eerst was er het immense verdriet over het verlies. Toen hij weer wat meer openstond voor de wereld om hem heen leek daar alles er opeens anders uit te zien. Mensen van zijn leeftijd waren nog heel voorzichtig, nog bang om ziek te worden, de activiteiten waar hij vroeger plezier uit haalde waren nog niet weer opgestart. Waar hij voor corona op verschillend momenten al gemerkt had dat ouderen soms werden vergeten of dat hun mening en inzichten als achterhaald werden afgedaan, zag hij opeens van alles wat hem verontruste. Vooral de houding van jongeren naar ouderen toe raakte hem. Het was hem al overkomen dat hij in de rij voor de kassa bij de buurtsuper opzij werd geduwd door een jonge man die hem aansprak met:” He boomer laat me even voorgaan, jij hebt toch niets meer te doen en kunt wel even wachten.”
Op dat moment was hij te verbouwereerd geweest om te antwoorden en kon alleen maar denken: “Wat gebeurt mij nou?”Dat was nog wel wat anders dan wat hij een paar jaar geleden meemaakte tijdens gastlessen. Een derde van de leerlingen kwam dan soms niet opdagen, omdat het niet verplicht was en ze andere prioriteiten hadden. Hij vond dat toen genant , vooral voor de leraar die het organiseerde om de lessen aantrekkelijker te maken. Respectloos vond hij dat toen en nu schijnt het hem een kleinigheid in vergelijking wat hem nu overkomt: Gewoon aan de kant gezet worden door een dertiger die je ook nog boomer noemt.Uit het veld geslagen komt hij thuis met zijn boodschappen. “Dat wordt weer koken voor mezelf en alleen eten”,denkt hij bij zichzelf. Dat is nog steeds naar, het is dat je moet eten maar het smaakt niet echt alleen, zeker nu niet.
Hij voelde zich sinds kort weer wat steviger in zijn schoenen staan en kwam weer meer onder de mensen. En nu door zo,n lummel voelde hij zich weer terug bij af. Dat het nog erger kon worden, merkte hij die avond. Hij keek naar een televisie programma over de verdeling van zorg bij schaarste. Het zwarte scenario was onderwerp van gesprek. Er werd gediscusieerd over keuzes maken tussen mensen als er onvoldoende opnamecapaciteit was op de IC. Een van de gasten aan tafel stelde dat in een dergelijke situatie jongeren natuurlijk altijd voor ouderen moesten gaan. Immers de ouderen waren het dorre hout. In de natuur snoeide je dat ook weg, dat was best acceptabel.
Herman was nu pas echt uit het lood geslagen. Hij was net zo goed bezig zich te herpakken, dacht er zelfs over weer eens naar de huiskamer van het buurtcentrum te gaan om daar koffie te drinken en wie weet waren er misschien wel bekenden die met hem wilden biljarten. Maar na dit programma besefte hij dat hij dat nog niet aandurfde na de gebeurtenis in de buurtsuper en na de uitspraak op tv dat dor hout best gesnoeid mocht worden. Hij ging zich hardop afvragen of hem als oudere nog wel een plek toekwam in deze samenleving. Hij miste op dat moment zijn vrouw en ook de mensen die vroeger bij hun thuis over de vloer kwamen heel erg. Met een zwaar gemoed ging hij slapen.
De volgende ochtend bedacht hij dat het te gek was om zich zo in een hoekje te laten zetten. Hij vermande zich en besloot dagelijks een wandeling te maken in het wandelgebied naast het dorp. Wie weet kreeg hij daar wat aanspraak. Zo gezegd zo gedaan, hij pakte zijn jas sjaal en pet en ging op pad. Het was lekker voorjaarsweer, de zon scheen en de bollen bloeiden. Het voelde goed voor Herman, alsof er meer ruimte kwam in zijn hoofd. Na een half uur wandelen merkte hij dat zijn conditie de afgelopen periode er niet beter op was geworden, tijd om even uit te rusten. Hij zag vlakbij een bankje waar weliswaar al iemand zat maar hij paste daar nog gemakkelijk bij.
Bij het bankje aangekomen begroette hij de ander en toen deze opkeek zag hij een jongen, een tiener nog, die hem somber aankeek en knikte toen hij vroeg of hij ook daar kon plaatsnemen. Zo zaten ze daar een tijd zwijgend op een meter van elkaar. Herman met zijn pet en de jongen ook met een pet met klep die zijn ogen bijna bedekten. De houding van de jongen, raakte Herman. Hij straalde verdriet uit en zat er verloren bij. En ook hij voelde weer de leegte in hem die zijn vrouw had achtergelaten. Opeens dacht Herman weer aan alle plezier dat hij had beleefd aan de kinderen bij hem thuis, maar die straalden niet uit wat hij voelde bij deze jongen, die waren opgewekt en energiek. Herman vergat het incident in de Buurtsupen en ook de tv disscussie en reikte uit naar deze jongen.
Hij vroeg:” Kan ik wat voor jou doen? Ik voel dat je niet lekker in je vel zit.” De jongen tilde met een ruk zijn hangende hoofd op en kijkt Herman verbaasd aan en zegt niets. Het duurde even voordat hij zijn pet naar achter draaide en zich naar Herman toekeerde en zei:” Het klopt, ik ben heel verdrietig en weet niet goed waar ik het moet zoeken. Mijn vader en moeder zijn gescheiden en maken het elkaar lastig, zo lastig dat ik het niet meer kon aanzien en bij mijn oma ging wonen. Daar had ik het goed, wij konden altijd al goed met elkaar overweg en bij oma vond ik ook rust en kon ik mijn verhalen en problemen kwijt.Want hoewel ik bij oma woonde bleef ik me zorgen maken over mijn ouders die elkaar best wat aan konden doen. Op school ging het niet goed omdat ik door mijn zorgen slecht sliep en me overdag niet kon concentreren op school. Twee weken geleden overleed oma, mijn lieve oma en nu heb ik niemand meer en over twee weken moet ik haar huis verlaten omdat er andere mensen gaan wonen. En waar moet ik dan heen? Mijn moeder zegt dat ik weer bij haar mag wonen, maar daar zie ik zo tegenop. Ik ben gestresst en maak zo maar ruzie, ook op school en dat is iets wat in niet ken van mezelf. Ook vanochtend in de tweede les, ik maakte het zo bont dat ik naar huis ben gestuurd voor de rest van de week. Ik zie het gewoon niet meer zitten. Het leven heeft op dit moment geen enkele zin meer voor mij, was ik maar dood.’’
Hij zweeg met tranen in zijn ogen, ze biggelden al over zijn wangen. Herman keek ontoerd maar ook geschrokken naar de jongen en wist eerst niet goed wat te doen. Zou hij deze jongen hulp aanbieden. Hij aarzelde hij kende nog niet eens zijn naam en wist verder niets van hem. Maar wat hij wel wist was : “ Er moet nu iets gebeuren en ik kan vast wel iets betekenen voor hem.”
Hij vroeg de jongen naar zijn naam. Pim de Jong heette hij, wat hem natuurlijk niets zei. Maar goed wat deed dat ertoe hij besloot de jongen te vragen of hij zin had bij hem thuis te lunchen. Dat wilde Pim wel , hij voelde dat Herman het goed met hem meende. Thuis aan tafel kwam Pim nog meer los en vertelde over zijn moeilijke jeugd en ook over zijn plezier in biljarten. Hij speelde dit vaak met vrienden en vond het erg jammer dat de band met zijn vader zo slecht was want met hem biljarten was vast leuk geweest. En ja opa’s had hij ook niet meer. “ Wat dacht je ervan om eens met mij te biljarten Pim? Ik ben best oud maar was vroeger een sterspeler en spelen met jou lijkt me een nieuwe uitdaging. En wie weet kan ik jou nog wat kneepjes leren”. Daar had Pim wel oren naar en ze spraken af op vrijdagavond samen te gaan biljarten in het buurthuis. Omdat Pim ook op vrijdag nog niet op school mocht komen stelde Herman voor dat hij dan overdag bij hem thuis zou komen. Misschien dat ze samen naar zijn schoolwerk konden kijken en wellicht kon Herman hem daarmee helpen. Goh zei Pim wat fijn, dat deed oma ook en dat hielp vaak goed. Dit werd hun eerste afspraak.
Herman en Pim spraken regelmatig af voor huiswerkbegeleiding en een keer per week biljarten in het buurthuis. Pim vond het goed dat Herman kennis maakte met zijn moeder. Met zijn drieen spraken ze af in haar huis. Samen besloten ze dat Pim weer bij moeder ging wonen, maar dat hij na school altijd terecht kon bij Herman als hij dat wilde. Een beetje aarzelend stemde Pim ermee in omdat hij niet volledig overtuigd was dat het zou lukken bij moeder maar ja de tijd drong, overmorgen was hij al dakloos. Met Herman als uitlaatklep durfde hij het wel aan.
Zijn vrienden vonden het eerst vreemd dat Pim zoveel met Herman optrok en vroegen: “Wat zoek je toch bij die oude vent, met ons biljarten is toch veel leuker.” Pim haalde dan zijn schouders op en zei dan “Wacht maar af.” Hij leerde elke week bij van Herman en na verloop van tijd was hij beter in biljarten dan al zijn vrienden, die nu best jaloers waren op de lessen die Pim kreeg. Toen Pim dit vertelde aan Herman gaf deze aan dat hij ook wel zijn vrienden de fijne kneepjes wilde leren. En zo kwam het dat Herman biljartcoach werd in het buurthuis. Hij had zijn plek weer gevonden, hoewel hij zijn vrouw nog elke dag miste.
Echter de vriendschap en verbinding tussen hem en zijn jonge vriend Pim gaf hem de zin in het leven terug.
Geesje Nijhof